Ezemaal is één van de veertien deelgemeenten van Landen. Landen behoort tot de provincie Vlaams-Brabant en specifiek tot het arrondissement Leuven. De geestelijke bevoegdheid behoort toe aan het Aartsbisdom-Mechelen. Het dorp is gelegen ten noorden van de Stad Landen. De Kleine Gete vormt de basis van de dorpsgrenzen. Ezemaal is omringd door de buurgemeenten Eliksem, Laar, Hakendover en Neerheylissem. Het dorp telt een 500-tal inwoners. De woningen zijn verdeeld over het landelijk karakter waaraan het dorp rijk is. Het dorp kent een rijke landbouwgeschiedenis dankzij de golvende bodem van leemgrond.
In het jaar 1066 werd Ezemaal voor het eerst vermeld in een oorkonde. Ezemaal werd in die tijd vernoemd als Hisemale. De naam kan worden afgeleid van “ese” hetgeen spijs betekent. Maal betekent dan weer een opslagplaats of magazijn voor deze spijzen. Een andere verklaring voor de benaming is de Germaanse afleiding van “Heze” namelijk bos of kreupelhout.
Ezemaal is een klein dorp met een toch wel rijke geschiedenis. De oorsprong van het dorp is te dateren tot in de tijd van het Romeinse Rijk. In die periode bevond in het gehucht Aardevoorde een tombelle wat een kleine tumulus of grafstede is. Ook de secundaire weg of de diverticulum van een heerbaan, de Via Longa, getuigt van de Romeinse aanwezigheid. Ondanks de Romeinse overheersing bleef de oorspronkelijke bevolking trouw aan de voorvaderlijke taal, het Germaans.
In het jaar 1066 werd de naam Ezemaal voor het eerst vermeld in een oorkonde of charter, een origineel geschreven document met afspraken of regels. Tijdens deze periode huisvestte het dorp vooral rijke en godsdienstige mensen. Onze streken behoorden in die periode toe aan het Heilig Roomse Rijk.
Documenten uit 1080 vertellen ons dat één van de rijkere inwoners van het dorp en zelfs van de streek een edelman was, genaamd Reneyrus van Budingen. Hij schonk een hofstede aan de abdij van Sint-Truiden. Deze abdij kreeg ietwat later van Sigerius van Anderlecht en zijn vrouw Reinhilde nog eens een hofstede, ook gelegen in het dorp, geschonken. De abdij bezat nu twee hoeven in Ezemaal hetgeen neerkwam op 20 à 30 hectaren grond.
Ezemaal bleef een rijk dorp met grote welvaart. De inwoners mochten zichzelf nog steeds rekenen tot de meest welvarende van de streek. Gedurende deze eeuw kon het dorp al wel een parochie genoemd worden. Dit wijst erop dat de inwoners een samenhangende gemeenschap vormden. De aanwezigheid van een parochie getuigde van een sterke religieuze invloed maar zeker ook van de vooruitgang en de welvaart van het dorp. De parochianen waren verplicht een jaarlijkse bedevaart te houden naar Sint-Truiden. Hieruit kan worden afgeleid dat Sint-Truiden toch een zekere machtspositie had in deze eeuw of dat de parochie er toch haar toevertrouwen in zocht.
In het jaar 1302 stelde Lambertus de Bêche dat de abdij van Averbode een jaarlijkse rente ontving van een woning gelegen in Ezemaal. Dit was het begin van een langzame maar zekere ondergang van het dorp. Vanaf 1350 kreeg Ezemaal de titel van “heerlijkheid”, een bestuursvorm typerend voor de feodale Middeleeuwse samenleving. Het begrip is afgeleid van het Duitse Herrschaft, wat weer verwijst naar de aanwezigheid van het Heilig Roomse Rijk.
De heerlijkheid behoorde toe aan volgende “Heeren “:
Vanaf 1440 werd de heerlijkheid steeds vaker beschreven als een baronie, een verheven vorm van een heerlijkheid. Een baronie maakte in deze tijd deel uit van een graafschap of een hertogdom. In Brabant waren er adellijke heren die blijkbaar bijna zo machtig waren als de hertogen zelf. Enkele voorbeelden hiervan zijn de heren van Grimbergen, Heverlé, Wesemaal en Jauche. Deze families kregen voorrechten en heerlijkheden van de hertogen als dankbetuiging voor hun bewezen diensten. De baronnen van Jauche waren in die context zeer belangrijk voor Ezemaal. Ze bezaten zo’n 15 à 16 dorpen waaronder Ezemaal. Jauche betekent namelijk in het Nederlands Geten. Het waren dus de heren van de Geten. De dorpen van deze heren lagen bijna allemaal in het stroomgebied van de Kleine Gete. Zo zijn eveneens de dorpsnamen Jauche en Orp-Jauche ontstaan.
Omstreeks deze tijd sloeg het noodlot toe voor het dorp. Ezemaal raakte verzeild in een oorlog met het Prinsbisdom Luik. Deze oorlog werd gestreden tussen het leger van Karel de Stoute en de Luikse troepen die onder het gezag stonden van Prinsbisschop Lodewijk van Bourbon. Het verdrag van Sint-Truiden beëindigde de wantoestanden binnen het dorp.
De terugval van het dorp begon al in 1568.
Van 31 oktober tot 2 november legerde Willem van Oranje in Hakendover en omliggende dorpen met 28000 manschappen.
Het kwam tot een veldslag tussen Willem en Hertog Alva in de Tachtigjarige Oorlog.
Willem werd in onze streek vrijwillig bijgestaan door de Stad Tienen aangezien zij haar stadspoorten voor hem openzette.
Desondanks kon Willem niet verhinderen dat het leger van Alva aan het plunderen sloeg.
Ezemaal werd gedurende de winter van 1568-1569 verwoest.
Wegens de verwoestingen moesten de inwoners vluchten en hun verblijf elders zoeken.
Het Huis van God bood bescherming en veiligheid.
Vanaf deze eeuw verviel het dorp steeds meer in armoede.
Ezemaal voelde zich bedreigd door Frankrijk.
Het dorp had jarenlang oorlog gekend en was verontrust door de gedachte dat er een nieuw leger op komst was.
De inwoners vluchtte met hun goederen en vee naar de kerk.
Er werden paardenstallen getimmerd en bedden geplaatst bij het hoogaltaar.
De kerk werd ommuurd met een hoge muur, zodat ze het uitzicht van een vesting kreeg (zie wapenschild van Ezemaal).
Het koor lag vol kisten en biervaten, aan het gewelf hing er spek in overvloed.
Uiteindelijk verviel Ezemaal in armoede.
De landbouwactiviteit werd verwaarloosd en ging verloren. Ook één van de belangrijkere dorpelingen, Johannes Persoons, verkeerde in armoede.
Toch vonen we in het dorp nog steeds een herberg, een brouwerij en 16 huizen terug.
In 1613 woedde er een hevige storm over Ezemaal.
Er kwam hierdoor een barst in de toren en het dak van de kerk.
De kerk werd spoedig verlaten door de bewoners. De kerk bevond zich sinds dit gebeuren in een zeer ellendige staat.
De kerk was 45 jaar (1564-1613) bewoond geweest door de burgers van Ezemaal en heeft de inwoners van onderdak en bescherming voorzien.
In 1627 werd de oudste hoeve van Ezemaal en Groot-Landen gebouwd: de Gele Hoeve.
Ongeveer 200 jaar, van 1666 tot 1850, werd er geen pastoor meer aan Ezemaal toebedeeld.
De pastoor van Eliksem deed “den dienst”. Zo kon de religie toch nog gevolgd worden.
Op het einde van de 17e eeuw werd de alom bekende Slag bij Neerwinden gestreden.
Franse legers vallen vanuit Ezemaal (brug), dat al ingenomen was, Laar en Neerwinden aan.
Omstreeks 1705 werd de kapel van Sint-Job gebouwd in classicistische barok.
De kapel werd gebouwd in opdracht van Hubertus Van Orlé, Maria-Theresia Collaerts, Lambertus Van Dionant en Barbara Van Orlé.
Deze kapel is nu beschermd erfgoed van Ezemaal omwille van haar geschiedenis en klassieke uitstraling.
Op bevel van de Franse koning marcheerde de Fransen op 30 juli 1747 van Walsberg tot Ezemaal.
Ezemaal werd letterlijk “plat getrapt”.
Onder leiding van deze Fransen werd er in Ezemaal een magazijn opgericht.
In dit magazijn werden er 5 000 000 schoven graan, tarwe en rogge bewaard.
Dit was één van de grotere voorzieningen voor het Franse leger.
Deze voorzieningen moesten er voor zorgen dat het Franse leger voldoende voedsel had om optimaal te kunnen functioneren.
Op 12 oktober 1756 wou Guillelmus Persoons, pastoor te Eliksem, een nieuwe kerk bouwen te Ezemaal.
De oude kerk werd afgebroken. Dit was eerste keer dat de Ezemaalenaren hun kerk sloopten.
Het plan van de nieuwe kerk werd gemaakt door Broeder Grégoire een scholier te Zoutleeuw.
De metserij begon in maart 1771. De hele bouw kostte 3 873 gulden, 4 stuivers en 2 deniers. Dit zou in onze tijd zo’n € 1760 zijn.
De kerk was opgetrokken in classicistische stijl. Deze kerk werd in 1965 afgebroken en vervangen door de huidige moderne zaalkerk.
Op 5 september 1792 doet baron de Barlaymont de la Chapelle, baron van Jauche, afstand ten voordele van zijn zoon, Louis Ignace Dieudonnée de Barlaymont de la Chapelle. Hij werd de eerste “eigene Heer” van deze “heerlijkheid”. De laatste baron van Jauche verkoopt op 26 september 1793 Ezemaal als aflossing van zijn schuld. De schuldeiser was Dominique Genotte, hij werd de laatste “heer” van Ezemaal. De som of de waarde van het dorp was 10 000 florijnen. De heerlijkheid Ezemaal was voorgoed ten einde.
De heerlijkheid Ezemaal was één van de langst overlevende heerlijkheden aangezien de meeste anderen reeds in 1795, na het Ancien Régime, werden afgeschaft. Na de heren en baronnen namen nu de burgemeesters het bestuur van het dorp over. Voor eeuwenlang zullen dezelfde families deze functie uitoefenen.
In 1793 trad Lambert Smeesters als eerste burgemeester aan.
In het begin van deze eeuw werd Lambert Smeesters als burgemeester opgevolgd door Carolus Josephus Persoons. Hij zelf werd later opgevolgd door Léon Persoons, Jules Vangoidsenhoven en Severinus Medart.
4 januari 1850 was een blijde dag voor de inwoners van Ezemaal.
Arnoldus Joseph Baetus werd tot priester van Ezemaal benoemd.
Dit is terug de eerste priester in 200 jaar die aan de parochie wordt toevertrouwd.
Ezemaal behoort vanaf nu toe aan het Kanton Tienen afgestaan door Kanton Hoegaarden.
Bij Koninklijk Besluit op 30 juli 1865 wordt het eerste postbureel in Ezemaal geopend. Het werd een ontvangstbureel van de vijfde klasse. De stempel bezat het kenteken L 120.
In 1873 werd de handboogmaatschappij “La Fraternité” opgericht.
Deze gilde bestaat nu nog steeds. De handbooggilde is een symbool voor het dorp.
De gilde is ook verbonden aan het Café “De Welkom”.
Vanaf 1875 kon je in Ezemaal Gemeentelijk Onderwijs volgen.
Ezemaal kreeg er een nieuw schoolgebouw bij. Dit schoolgebouw kreeg in de 20ste eeuw een nieuwe invulling als gemeentehuis.
De Eerste Wereldoorlog werd gestreden aan de Yzer en lag natuurlijk ver weg van Ezemaal. Toch herdenken we in het bijzonder een Ezemaalnaar die in 1914 gestreden heeft voor zijn vaderland. Eduard Dewaelheyns was een militiesoldaat die zijn plicht vervulde vanaf 3 augstus 1914. Hij werd echter al op 24 augustus 1914 als vermist opgegeven te Wolvertem( Impde). Toch mogen we trots zijn dat deze man zich heeft ingezet voor onze vrijheid. Ook Eduard Rutten kwam begin augustus om het leven bij de inval van de Duitsers. Hij wordt geëerd op het oudstrijdersmonument als gesneuvelde burger.
In de jaren daaropvolgend overlijden andere oudstrijders die de oorlog wel overleeft hadden: Briers Victor, Dewaelhijns C., Goemans Theophile, Holsbeek Gustaf, Petre J., Peypos O., Prossé A., Rutten Amilius, Stevens A., Van Bever Nestor en Vollon Emile.
Vanaf de jaren 20 komt het onderwijs in Ezemaal weer op gang na WOI.
In het nieuwe onderwijs kregen de leerlingen vrij om op het veld te werken tijdens de oogst, o.a. bieten, tarwe, graan, …
Het verlof werd op 30 mei 1921 voorgesteld door de gemeente en op 8 juni 1921 door de onderwijsinspectie van België goedgekeurd.
In 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Enkele inwoners van Ezemaal trokken op de vlucht richting Frankrijk in de hoop dat de geallieerden Fransen en Britten de oprukkende Duitsers zouden tegenhouden. De Duitsers waren ditmaal echter vastberaden om te winnen, niets kon deze blitzkrieg tegenhouden. De vluchtelingen keerden terug naar hun woning om hun normale leven weer te hervatten. Verzetslieden probeerden het leven van de Duitsers wat zuurder te maken en dat van de Ezemaalnaren wat aangenamer. Tot in 1943 het tij keerde! Ezemaal gaf onderdak aan verschillende Britse militairen vanaf de herfst 1944 en begin 1945. Het binnen rijden van Amerikaanse voertuigen besliste de overwinning op Duitsland voor de burgers van Ezemaal.
Gedurende 1945 werd er een reparatiepost van de RAF (Royal Air Force) opgericht.
De reparatie loodsen bevonden zich op het industrieterrein waar nu AVEVE (voormalig Veevoederbedrijf Huon) zich bevindt.
Voor de wereld was deze periode in de geschiedenis zeer zwaar, ook in Ezemaal deelden de burgers in hetzelfde lot.
In 1954 vierden de burgers van Ezemaal feest, een groot feest. Het dorp had een eeuweling. Op 5 maart vierde Lambert Rowier zijn honderdste verjaardag. Zijn woonplaats was gelegen in de Dorpstraat, bij gemeentelijk besluit werd deze straatnaam veranderd in de Eeuwfeeststraat.
Tien jaar later keurde de gemeente een nieuw bouwplan goed. De kerk kreeg een nieuwe locatie. Omdat de oude op instorten stond moest er een nieuwe kerk komen. In 1964 werd de goedkeuring gegeven met een daaropvolgende inwijding van de kerk in 1965. Marc Dessauvage was de architect van dienst.
Vanaf 1970 tot 1971 fusioneerde Ezemaal met Neerwinden, Eliksem, Wange, Laar en Overwinden tot de gemeente Groot-Neerwinden. Zes jaar later fusioneerde Groot-Neerwinden met Landen, in de volksmond ook wel Groot-Landen genoemd. Deze structuur kenmerkt de Stad nog steeds.
In 1978 klasseerde “De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen” De Longa, het meest waardevolle historische overblijfsel in Ezemaal. Twee jaar zou het nog duren voordat Landen deze weg als beschermd erfgoed toe zou kennen.
Deze gesloten vierkanthoeve dateert uit de achttiende eeuw en werd bewoond door vooraanstaande families.
De hoeve is gelegen Grote Steenweg 44.
De burgemeester-families Persoons en Van Goidsenhoven bewoonden deze hoeve.
Na het overlijden van mevrouw Van Goidsenhoven werd de hoeve voor het eerst niet meer doorgegeven aan eigen familie.
De hoeve werd door de huidige eigenaars hersteld naar ontwerp uit de negentiende eeuw.
Deze geel geschilderde quasi-vierkanthoeve dateert uit 1627. Ze is gelegen in de Ardevoorstraat 10. De vleugel waar ooit een brouwerij was ondergebracht is verdwenen. De waterbron in het binnenplein is hier nog steeds een getuige van. Later voorzag de bron koud water om de melkkannen koel te houden. Het gevelparament van het gebouwenensemble onder pannen zadeldak verraadt verschillende wandbehandelingen, waaronder invullingen met mergelsteen.
De kapel in classicistische barok werd gebouwd in 1705 door
Hubertus Van Orlé, Maria-Theresia Collaerts, Lambertus van Dionant en Barbara Van Orlé.
De kapel ligt aan het kruispunt van de Longa, de St-Jobstraat en de Ardevoorstraat.
Ze vormt de grens tussen Vlaanderen en Wallonië.
De kapel met half ronde absis onder zadeldak vertoont aan de voorgevel, uit bak- en zandsteen met hoekkettingen afgeboord, een mooi geprofileerde deuromlijsting.
Een gevelsteen vermeldt het bouwjaar en de bouwheer.
De kapel is beschermd bij K.B. van 23-10-1981.
Het schoolgebouw en eveneens het voormalige gemeentehuis.Het Gemeentelijk Onderwijs wordt opgericht te Ezemaal.
Vanaf de jaren 20 komt het onderwijs in Ezemaal weer op gang na WO I.
In het nieuwe onderwijs kregen de leerlingen vrij om op het veld te werken tijdens de oogst, o.a. bieten, tarwe, graan,…
Het verlof werd op 30 mei 1921 voorgesteld door de Gemeente en op 8 juni 1921 door de onderwijsinspectie van België goedgekeurd.
De handboogmaatschappij “La Fraternité” werd opgericht. Volgens bronnen gebeurde dit in het "paenhuis". Het huis was eigendom van de vierkantshoeve. Naast de handbooggilde was er ook een brouwerij gevestigd.
In ons dorp reed de tram komende van Jodoigne naar Tienen en vervolgens naar Sint-Truiden. De lijn Tienen naar Sint-Truiden werd al in 1907 geopend. Een jaar later in 1908 ging de lijn Jodoigne – Ezemaal open en datzelfde jaar ook de lijn Ezemaal – Overhespen. Ezemaal was een overladingstation voor grondstoffen en andere materialen met de spoorweglijn. Overhespen daarentegen was een knooppunt. De tramlijn verdween hier op 1 juli 1953 en een jaar later ook de lijn Tienen – Sint-Truiden.